Camera

Kan op basis van de gebruikte camera worden geconcludeerd dat de maanlanding in scène is gezet?

De camera die in de ruimte is gebruikt is de Hasselblad 500EL/70. Deze camera komt uit 1965. De camera is gebaseerd op verschillende veranderbare onderdelen. Door verschillende combinaties te gebruiken, kan de camera worden aangepast om in elke situatie goed zijn werk te doen. De camera heeft een elektrische motor die de fotograaf meer vrijheid geeft en hem de kans geeft meer tijd te besteden aan het maken van foto’s. De motor, die op batterijen werkt, neemt de mechanische taak over van de camera om deze klaar te maken voor het maken van een foto. Je kunt ook foto’s maken met hulp van een timer of met een versimpelde afstandbediening. Je kunt de camera op  ‘automatisch’ zetten en een serie van snel achterelkaar gemaakt foto’s maken. Ook is er de mogelijkheid om de sluitertijd in te stellen. De camera moet met de hand worden bestuurd. Tussen de film en de lens is een paneel met 25 zwarte kruizen aangebracht. Elk kruis moet te zien zijn op elke foto.

Voor de reis naar de maan moesten de camera’s aan verschillende eisen voldoen. Hasselblad camera’s waren oorspronkelijk niet ontworpen om te werken in extreme temperaturen en omstandigheden, maar tijdens de reis naar de maan konden ze dit wel. De camera’s werkte perfect in temperaturen hoger dan 120 en onder 65 graden Celsius. Ook deden ze het bij de lagere zwaartekracht en onbekende omstandigheden. Ze moesten goed kunnen werken, omdat elke foto van historisch belang kon zijn.

Het maken van foto’s op het maanoppervlak kan voor twee problemen zorgen.
Het eerste probleem is dat de het licht erg fel is op de maan. De zon staat ongeveer even ver van de maan als van de aarde, maar omdat de maan geen atmosfeer heeft, wordt het zonlicht niet gefilterd. Bovendien wordt het zonlicht ook nog door het maanoppervlak weerkaatst. Dit probleem kan worden opgelost door een minder lichtgevoelige film te gebruiken en gebruik te maken van een kortere sluitertijd. Als het echt niet anders kan, zou je zelf een filter over de lens kunnen plaatsen, zodat er minder licht op de lens valt.
Het tweede probleem is dat het verschil tussen licht en schaduw duidelijker is op de maan omdat er geen atmosfeer is die het licht kan verstrooien, zodat het homogeen verdeeld is. Ook dit probleem is oplosbaar. Op de maan zijn de schaduwen niet zwart, omdat het zonlicht door het maanoppervlak, de stof op het oppervlak en de voorwerpen die zijn meegenomen wordt weerkaatst. Als de schaduw alsnog te donker is kan je de sluitertijd vergroten, zodat er meer licht op de lens kan vallen.

Argumenten tegen de maanlanding 

Allereerst het feit dat de Hasselblad 500 EL vast zat op de voorkant van het astronautenpak op borsthoogte. Hierdoor is het gecontroleerd besturen van de camera onmogelijk. Ook is hierdoor het perspectief op de foto’s hetzelfde. Ook moesten de camera’s met de hand bestuurd worden. Alles moest zelf bestuurd worden: belichting, sluiter en de scherpte. De astronaut kan echter niet door de zoeker kijken omdat het niet mogelijk is om naar beneden te kijken door de helm die ze ophebben.

Er zijn ook nog andere argumenten die het gebruik van hasselblad tijdens de ‘maanlandingen’ tegenspreken. Het eerste punt van kritiek is dat er geen hittebescherming is voor de camera’s, ze waren alleen maar zilver geschilderd, terwijl er op de maan sprake is van extreme temperaturen. De gemiddelde temperatuur op het maanoppervlak is overdag in de zon ongeveer 107 graden Celsius en ’s nachts -153 graden Celsius. Bij zulke extreme temperaturen zou de film in de camera’s moeten smelten waardoor er helemaal geen foto’s konden worden gemaakt op de maan.

Een ander argument is dat de astronauten geen opleiding tot fotograaf gevolgd hadden. Ze wisten niet goed hoe ze de camera moesten bedienen, hierdoor was het niet mogelijk om perfecte foto’s te maken, zelfs niet op aarde. Zelfs als de foto’s door een geoefende fotograaf werden gemaakt op aarde, moet hij, normaal gesproken, meerdere foto’s maken van een voorwerp en daar kiest hij dan de beste uit. De foto’s die de astronauten gemaakt hadden zijn bijna perfect, dit klopt dus niet.

Bovendien moest er onderweg zo min mogelijk aan gewicht worden meegenomen. Elke Hasselblad 500 EL weegt 2,130 kg, en iedere astronaut had er één mee. Het is niet logische om zoveel extra gewicht mee te nemen.

Ook twijfelde men aan het gebruik van ‘ectachrone filmstrips’ van Kodak. Deze filmrolletjes hebben een ASA waarde van 160. ASA staat voor de lichtgevoeligheid van het filmrolletje. Een lage waarde is een waarde tussen de 50 en 100 en een hoge waarde is bijvoorbeeld 400, 800 of 1600. Een ASA waarde van 160 is een lage waarde. Dit betekend dat het verhouding (op aarde) lang duurt om een foto te maken. Deze tijd is echter ook afhankelijk van de hoeveelheid licht die erop valt. De filmrolletjes zijn dus niet geschikt voor onbekende belichtingssituaties. Een film van 160 ASA heeft maar een klein tolerantie gebied wat betreft fouten en zijn erg gevoelig voor de licht omstandigheden op de maan. Er was dus een groot gevaar voor een overbelichting op de maan zonder een atmosfeer. Dit is dus nog een reden waarom het onwaarschijnlijk is geweest dat ze op de maan zijn geweest. Al deze dingen wijzen erop dat de ‘maan foto’s’ zijn gemaakt door een vakkundige fotograaf in een filmstudio.

Ontkrachtingen van de argumenten

De argumenten gebaseerd op het gebruik van de Hasselblad 500 EL en het ontbreken van een opleiding tot fotograaf, zijn simpelweg te weerleggen door het toepassen van oefening. De astronauten hebben heel veel geoefend met het maken van foto’s, waardoor ze wisten hoe ze de camera’s moesten besturen. Ook al hadden ze geen (officiële) opleiding tot fotograaf gevolgd, door het oefenen wisten ze ook hoe ze om moesten gaan met het feit dat ze niet in de zoeker konden kijken. Ook het feit dat de camera’s vast zaten op borst hoogte, en dat de foto’s dus eenzelfde perspectief hadden, wordt gecompenseerd door het feit dat de camera een brandpuntsafstand van 60 mm had. De brandpuntsafstand is de afstand (in mm) tussen het midden van de lens en de plek waar de lichtstralen weer samenkomen nadat ze zijn afgebroken door de lens. Een korte brandpuntsafstand zorgt voor een groothoek opname. Er wordt dan een groot gebied op de foto vastgelegd, ook zorgt dit voor een grote scherpte diepte op de foto. Dit houdt in, dat als de lens op een voorwerp op een bepaalde afstand gefocusseerd staat, de voorwerpen die op een andere afstand staan ook nog scherp op de foto komen. Bovendien heeft NASA alleen de beste foto’s laten zien. Er zijn vele foto’s gemaakt die niet goed waren, maar die zijn nooit aan het grote publiek getoond. Ook zijn de foto’s nog wat ‘bewerkt’, daarbij wordt het wegsnijden van dingen op de foto’s bedoeld, dit is te zien aan het dradenkruis dat niet bij elke foto hetzelfde is.

Het argument wat betreft de hitte bescherming kan ook worden ontkracht. De temperatuur is niet 200 graden in zonlicht. Alleen het maanoppervlak is erg warm. Dit heeft te maken met geleiding. Een vast voorwerp geleidt de hitte namelijk een stuk sneller dan de lucht. De maan heeft echter geen atmosfeer en er is dus sprake van een vacuüm. Een vacuüm is de slechtste geleider die er is. Er is namelijk maar één manier van afkoelen in een vacuüm en dat is via straling, omdat er geen materie om de hitte weg te geleiden. Er is dus weinig isolatie nodig om een astronaut, of een camera, in een vacuüm omgeving te beschermen.

Bovendien schijnt de zon op de maan niet sterker op de astronaut dan dat hij dat zou hebben gedaan op de aarde. De reden dat het maanoppervlak zo warm wordt, is dat een dag op de maan twee weken duurt en dus dat het maanoppervlak twee weken achter elkaar wordt opgewarmd en er geen atmosfeer is die de warmte weg kan geleiden. Een atmosfeer ‘bergt’ als het ware de warmte op. Dus ook het opwarmen van de camera en de astronauten zelf zou tijd hebben gekost, de astronauten zijn echter niet heel lang op de maan geweest. Als je de tijd die doorgebracht is op de maan en de (lichte) bescherming van de astronauten en de camera’s bij elkaar optelt, geeft dit een duidelijke verklaring voor het goed functioneren van de apparatuur op de maan.

Ook is het logisch dat de astronauten de camera’s hebben meegenomen, ook al waren ze zo zwaar. Het ging immers om het vastleggen van de mens op de maan, als er geen bewijs is van het feit dat men op de maan is geweest, zou immers niemand het geloven. En hoe meer mensen foto’s kunnen maken, hoe meer bewijs er is en hoe meer we te weten kunnen komen over de maan.

Als laatste het argument wat betreft de gevoeligheid van de filmrolletjes. Dit kan worden verklaard door vele van te voren uitgevoerde experimenten. De ASA waarde was al bekend, de echte fotografen van NASA konden op basis hiervan de benodigde sluitertijd vaststellen. In veel gevallen waren de camera instellingen voor geplande foto’s al aan de astronauten doorgegeven en in de andere gevallen volgden de astronauten bepaalde basis regels op. Hierdoor werd overbelichting op de foto’s die zouden zijn gemaakt op de maan, voorkomen.

Conclusie

De argumenten die de critici naar voren brachten op basis van de gebruikte camera’s kunnen allemaal worden ontkracht en worden verklaard. Het maken van foto’s op de maan was mogelijk, want de apparatuur deed het gewoon en door oefening en het uitvoeren van voorgeschreven processen waren de astronauten prima instaat om foto’s te maken. Natuurlijk waren er ook veel mislukte foto’s, maar alleen de goede (soms wel bijgesneden) foto’s werden aan het publiek laten zien. Op basis van de gebruikte camera’s kan dus worden vastgesteld dat de maanlanding plaatsgevonden zou kunnen hebben.